4: van Asbyrgi tot Dalvik
18 Juni 2019 | IJsland, Dalvík
Dit is de nationale feestdag; we zijn benieuwd wat hiervan te merken is in deze uithoek van het land. Voor half negen rijden we al van de camping af, want ons plan is om naar het noordelijkste punt van het land te rijden tot vlakbij de noordpoolcirkel, een tocht van anderhalf uur langs de kust van het volgende schiereiland, Melrakkaslétta. Alles en iedereen in dit land heeft moeilijke, niet-te-onthouden namen.
Het is behoorlijk bewolkt, amper 4o en zeker 15o kouder dan gisteren. We rijden langs onafzienbare graslanden met wat paarden en vooral heel veel schapen. Slechts hier en daar staat een boerderij; wat moet dat een eenzaam leven zijn, vooral in de winter!
We zien her en der kleurige poppen in de weilanden staan; geen idee waar dat voor is. Geen vogelverschrikkers, want er staan er soms drie bij elkaar. Iets folkloristisch?
De asfaltweg wordt een gravelweg en voert deels langs de zee; ons oog valt ergens op een geologische brug en we lopen er over zwart vulkanisch zand in een half uurtje naar toe. Onderweg rapen we wat mooie stenen op voor thuis in de achtertuin.
Daarna verandert het landschap in toendra. We passeren een miniem kustplaatsje (Kópasker, 120 inwoners) waar we op een bakker hopen, maar de winkel is dicht. We bereiken de top van het schiereiland en koersen af op de vuurtoren bij de noordoostelijke punt: Hraunhafnartangi. We parkeren de camper om te voet verder te gaan. We zien drie mensen die met een heel fijnmazig net een vogel en een kuiken gevangen hebben. We vragen uiteraard waarom ze dat doen en of de vogels nog weer vrijgelaten wordt. Gelukkig wel; het zijn drie biologen die namens de universiteit onderzoek doen. De diertjes worden opgemeten en voorzien van ringen plus een gps-tracker. Alles wordt op lijsten genoteerd. We wachten het vrijlaten niet meer af en beginnen aan de lange tippel, over een stenige kaap vol aangespoelde netten en boomstammen, naar de allernoordelijkste plek van IJsland.
Rechts van ons is het groener; daar nestelen veel vogels en dat is te merken. Soms vliegen de boze noordse sterns vlak over ons hoofd. Een paar kleinere vogels lopen voor ons uit om ons weg te leiden van hun nest.
Op het uiterste puntje van de kaap stellen we met het kompas op de i-Phone onze positie vast: 66 gr.32’14’’N en 16o1’43’’W. Die noorderbreedte is het belangrijkste nu; het betekent dat nog geen anderhalve kilometer verder, in deze Noordelijke IJszee, de poolcirkel ‘loopt’.
Het is inmiddels gaan motregenen, dus we lopen weer een half uur terug en rijden naar de oostkant, naar Raufarhöfn (170 inwoners). Daar staat een aardig monument, de Arctic Henge, geïnspireerd door Stonehenge, dat refereert aan de zonnewende en aan figuren uit de Edda. Ook daar is de winkel dicht, maar de benzinepomp verkoopt melk, brood en koffie; daar was het ons precies om te doen.
Met een royale boog over een goede weg belanden we weer in Kópasker, waar we nog een poging doen om zeehonden te spotten. Helaas, zij zijn ook een dagje op pad.
We rijden verder in de grijze middag; het blijft maar motregenen. Alleen de lupinen brengen nog wat kleur. Heel IJsland is vol lupinen; een heel nuttige bodemverrijker hier. We zien nog een vrij grote waterval regelrecht in zee gaan; dat is wel een bijzonder gezicht. Pas tegen half zes zijn we thuis.
Na al dat gebanjer door de natuur en geklim over hekken zijn een paar kledingstukken hard aan een wasje toe. De camping heeft gelukkig een wasmachine; we stoppen er meteen vrijwel de hele wasmand-inhoud bij. Helaas is er geen droger, maar we ontdekken het fenomeen ‘droogkast’. Verscheidene deurtjes, hoog en laag, in een wand geven toegang tot één grote kast met horizontale houten balkjes, waar je wasgoed overheen kunt hangen. Op de grond staat een kacheltje te blazen.
Na deze week van groepsgezelligheid op momenten dat je er zin in hebt, is er nu helemaal niets te beleven bij dit weer. Iedereen zit weggekropen in z’n campertje. Wij ook; lekker journaal kijken, eten, puzzelen, foto’s bekijken.
Dagkilometers: 173 Reiskilometers: 1727
Dinsdag 18 juni
Vroeg op en vroeg weg. We moeten een flink stuk rijden en op tijd op de volgende camping aankomen i.v.m. de avondactiviteit. Gelukkig is de was droog. Het is behoorlijk koud, 3o!!
Na anderhalf uur rijden zien we de eerste bezienswaardige waterval, de Godafoss, pal langs de weg. Er loopt net een touringcar met Aziatische toeristen leeg, maar we krijgen toch volop zicht op dit natuurschoon.
Voor de tweede aanrader, de Aldeyarfoss, moeten we van de route af, 40 km gravelweg rijden, dan 3 km stijgende weg lopen en na de bezichtiging dit alles nog eens in omgekeerde richting. Zouden we dat wel doen? Ja!
Het is wel een gerammel op de ribbels van de weg en dan is 40 km wel heel ver. Aan het eind moeten we het veld in, via twee te openen en vooral weer goed te sluiten schapenhekken. Daarna die enorme tippel omhoog, waar we 40 minuten over doen. En dan zien we ons doel: al wéér een adembenemende waterval! Het houdt niet op in dit land.
Wat zijn we blij dat we de moeite genomen hebben, al moeten we nog heel veel omlaag klauteren, deels in de regen en natte sneeuw, over gladde stenen. Het water valt van spectaculaire hoogte in een enorm bassin, geflankeerd door reusachtige basaltzuilen. Romano klimt op de allerakeligste plekjes om het mooi te fotograferen.
Van de hele groep zijn er maar twee campers die deze omweg gemaakt hebben. We ontmoeten het andere stel (zij is een naamgenote) bij de waterval. Hoe uniek is het dat Annelies en Annelies samen op zo’n plek staan!
Om twee uur rijden we weg en als we het asfalt weer bereiken, is de camper niet meer om aan te zien; zwart van de modderspatten. We moeten een beetje haast maken. Via een prachtige route en een gloednieuwe toltunnel bereiken we de grote stad Akurayri. Helaas geen tijd voor de kathedraal of voor boodschappen. Bij het benzine-tanken kopen we twee pakken melk, want dat is het dringendste. De rest moet wachten omdat we om 17.00 vanuit Dalvik op walvistocht gaan. Deze plaats ligt aan een fjord die diep het land insnijdt. Voor onze tocht hoeven we niet de zee op, want de humpback whales komen de fjord in. Dat is wel fijn, nu het in de loop van de dag steeds harder is gaan waaien.
We arriveren op tijd op de plaatselijke camping, kleden ons snel heel warm aan, nemen (na advies) een anti-zeeziektepilletje en melden ons present. Als groep gaan we naar het WhaleWatchers-bedrijf waar we warme overalls krijgen. Daarna een kort ritje in de bus naar de haven, waar we aan boord gaan en allemaal een mooie plek kunnen uitkiezen om de bultrug-walvissen te spotten.
En we spotten ze!!! De schipper weet ze snel te vinden en we hebben prachtig zicht op het springen en duiken van deze mooie dieren. Het is een geweldige belevenis en veel te snel naar onze zin maakt de boot rechtsomkeert voor het andere ‘evenement’: vissen. Een stuk of wat mannen en een enkele vrouw pakken de hengels aan en twee keer heeft iemand beet. De fikse kabeljauwen gaat mee aan land en worden voor ons op de barbecue gelegd. Maar ja, twee vissen op 34 NKC-ers… dat is maar een klein hapje. Het begeleidende glas witte wijn is wel heel groot en daarmee komt een eind aan onze walvisvaart.
Wij gaan samen, om in stijl te blijven, lekker ‘fish & chips’ eten in een havencafeetje. Heel lekker en gezellig, maar de wijn valt nogal hard op het pilletje en daardoor komt het dat Annelies, als we als laatste gasten de tent verlaten hebben en weer in de camper zijn, ontdekt dat haar i-Phone op het restauranttafeltje is blijven liggen.
Terwijl ze met tollend hoofd in bed rolt, loopt Romano (het is al tegen (klaarlichte) middernacht terug. Natuurlijk is het restaurant dicht. En morgen pas om 11.30 uur open…
Dagkilometers: 260 Reiskilometers: 1987
-
22 Juni 2019 - 10:10
Flip En Yvonne:
Wat een prachtige reis maken jullie
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley